We woonden nog niet op Rozenburg en wat de gevolgen waren voor het dorp en hoe de ramp werd beleefd kunnen we niet uit eigen ervaring vertellen. Op die dag in juni voltrok zich een ramp die zijn weerga niet kent in de geschiedenis van de Rotterdamse haven. Bij het schoonmaken van de tanker Ronastar, bij Verolme TankerCleaning, was er tegen middernacht van die dag een gigantische explosie die 16 mensen het leven kostte.
Er is veel veranderd en vooral veel verbeterd in de loop der jaren. Hoewel de ramp inmiddels bijna 60 jaar geleden plaatsvond, blijft het een belangrijk hoofdstuk (lees zwarte bladzijde) in de geschiedenis van de Rotterdamse haven. Het herinnert ons eraan hoe gevaarlijk het werk in de scheepvaart kan zijn en hoe cruciaal veiligheid is zeker bij het schoonmaken van olietankers, maar ook de andere ons omliggende industrieën zijn niet geheel ongevaarlijk.
De explosie en de gevolgen
Tijdens het schoonmaken van de tanks aan boord van de Ronastar vonden twee zware explosies plaats, gevolgd door een allesverwoestende brand. De vlammenzee was zo intens dat blussen alleen van een afstand mogelijk was. Uiteindelijk brak het schip doormidden en zonk gedeeltelijk naar de bodem. De ramp eiste 16 levens, voornamelijk schoonmakers die in de tanks werkten. Tragisch genoeg waren veel van hen zwartwerkers, waardoor hun namen en achtergrond grotendeels onbekend bleven. De exacte oorzaak van de explosie is nooit vastgesteld. Er waren speculaties over achtergebleven gasresten in de tanks, maar een definitieve conclusie werd nooit getrokken.
Foto: Nationaal archief
In juni 1965 was de Ronastar leeg vertrokken uit Duinkerke met bestemming Rotterdam voor een reparatie bij de Verolme reparatiewerf op het eiland Rozenburg. Maar voordat met de reparatie kon worden begonnen, moesten de tanks van het schip schoongemaakt worden. Daarbij werden de lege tanks eerst ontlucht en gasvrij gemaakt. Met een zogeheten butterworth (een ronddraaiende en om zijn as roterende sproeier) werd de aan de tankwanden aangekoekte olie met heet water onder hoge druk weggespoten. De slop, het water-oliemengsel, wordt daarna uit de tanks gepompt en in een aparte installatie weer gescheiden, zodat de olie hergebruikt kan worden. Het probleem is dan nog dat in zo'n geval de hoeken, randen en op de verstevigingsbalken van de tanks koek blijft vastzitten, dus vervolgens moeten de classificeerders, in die tijd, in de tanks afdalen om met scheppen en emmers de laatste resten van de wanden te schrapen. In die periode werd dit vuile en gevaarlijke werk veelal gedaan door arbeiders, niet altijd correct werden geregistreerd en via koppelbazen werden geronseld. In de avond van 15 juni 1965 waren de tanks 1 tot en met 7 van het schip al machinaal en met de hand schoongemaakt. Een aantal tanks in compartimenten 8, 9 en 10 waren door de butterworth behandeld, maar moesten nog met de hand van de resterende oliekoek ontdaan worden. Rond 23:30 uur volgden kort na elkaar twee zeer zware explosies tussen de brug en de machinekamer, die met een grote vuurbal dekken en de bakboord- en stuurboordzijde uit het schip bliezen. Er brak onmiddellijk een hevige brand uit in de nog niet volledig schoongemaakte tanks en de midden-accommodatie, die vanwege het explosiegevaar slechts op afstand geblust kon worden.
De ramp met de Ronastar leidde tot strengere veiligheidsmaatregelen bij het schoonmaken van tankschepen. De scheeps- en industrie sector (die laatste zeker na de ontploffingen bij de Shell-raffinaderij bij Hoogvliet in 1968) werden gedwongen om nieuwe protocollen te ontwikkelen om dergelijke rampen te voorkomen. De ramp met de Ronastar was een bikkelharde les. Er is veel veranderd en verbeterd, zeker ook na wat er op de Verolme werf in juni 1965 is gebeurd.